Gemeenten moeten de allerzwaksten verplicht hulp aanbieden

RedactieNieuws uit de Tweede Kamer

De overheid moet gemeenten dwingen om te investeren in de allerzwaksten. Rens Raemakers, Kamerlid D66, pleit voor een wettelijk recht op hulp.

Het gaat weer beter met onze economie. Het aantal werklozen is historisch laag, maar er is nog steeds een grote groep mensen waar gemeenten en werkgevers niet of nauwelijks in investeren. Deze groep levert hun te weinig op. Dat moet veranderen, want werk biedt voldoening, ontplooiing en zekerheid.

Nu is er voor gemeenten alleen de stok (de ‘tegenprestatie’) om mee te slaan; de wortel ontbreekt. Daarom wil D66 dat iedereen in de bijstand wettelijk recht op hulp krijgt.

Kansrijk

Gemeenten kiezen er uit economische overwegingen bewust voor om niet te investeren in de begeleiding van de allerzwaksten in de bijstand. Er moet rendement worden behaald, dus de middelen gaan vooral naar die groep werklozen die het meest kansrijk is.

De mens wordt in deze filosofie vooral gezien als economisch object. De bijstandsgerechtigden zijn te oud en/of te duur, te lastig om nog om te scholen of te moeilijk bemiddelbaar naar een baan. Dit leidt tot een situatie waarin 60 procent van de bijstandsgerechtigden in de veronderstelling verkeert dat ze ontheven zijn van de sollicitatieplicht. Terwijl slechts 10 procent van de Nederlanders met een bijstandsuitkering een officiële ontheffing van de arbeidsplicht heeft.

Duizenden mensen worden in ons land afgeschreven en verblijven decennia in het zogenaamde ‘granieten bestand’: vaktaal voor mensen die vijf jaar of langer vast in de bijstand zitten. Niemand zal hen meer helpen.

Geen prioriteit

Dat moet anders. Een werkzoekende heeft bij de gemeente geen poot om op te staan. Mensen willen wel ondersteund worden, maar de sociale dienst geeft hen nu geen prioriteit. Mensen willen wel een opleiding volgen of een leerwerktraject starten, maar kunnen de bijbehorende studiekosten en kosten voor kinderopvang niet betalen. Mensen willen wel uit de schulden en aan het werk, maar moeten zich iedere dag tijdig melden op de daklozenopvang en kunnen daarom niet van start.

Omgekeerd kan een gemeente een bijstandsgerechtigde wel via de ‘tegenprestatie’ dwingen alle voorhanden liggende arbeid te accepteren en ‘maatschappelijk nuttige werkzaamheden’ te verrichten. Wat opvalt is: de overheid kán burgers op tal van manieren aansporen tot actie (en dus helpen), maar hóeft dat helemaal niet te doen. Gemeenten die de tegenprestatie niet uitvoeren worden door politiek Den Haag niet op de vingers getikt, ‘mits ze de tegenprestatie maar als mogelijkheid in hun verordening opgenomen hebben’.

Daarom stelt D66 voor dat iedereen in de bijstand een wettelijk recht op hulp krijgt. Dat kan ondersteuning richting een baan zijn, een studie, een leerwerktraject, stage, vrijwilligerswerk,en taalcursus. Maar ook – als het nodig is – eerst een aanbod tot schuldhulp, een passende woning of een coach om het gezin of de kinderen weer op de rit te krijgen. Alles wat kan bijdragen aan het (in stapjes) weer actief worden in de maatschappij, dient ondersteund te worden.

De weg omhoog

Dit recht op hulp, of sociale activering, moet vanwege de urgentie ook snel een wettelijke basis krijgen. Hier geldt dat de kost voor de baat uitgaat. Als gemeenten erin slagen een groot aantal mensen in hun bijstandsbestand te activeren, dan worden elders in het sociaal domein kosten bespaard. Mensen kunnen weer aan het werk en komen uit de schulden. Ze worden gelukkiger en gezonder, hun kinderen gaan uit de jeugdzorg en met nieuwe onderwijskansen vinden zowel zij als hun kinderen de weg omhoog.

Het is zo simpel, maar nu moeten gemeenten het ook nog doen: help iedereen in de bijstand, dan help je ze er ook uit.

Dit stuk verscheen als opinie in Trouw.

Lees hier de Kamermotie over dit thema.